binnenkort uit dit theater

nee nee, het is niet wat je denkt. ik ga er niet mee stoppen. integendeel. ik ben het nieuwe theater aan het inrichten. ik zaag en timmer wat, verf hier en daar een likje en doe een en ander achter de schermen.

het is nog lang niet naar wens, maar als je wilt kun je af en toe even kijken naar wat ik aan het doen ben. loop maar even met me mee, hierheen.

het is nog wat kaal ja, dat klopt. gelukkig kan ik dit hele blog met me meenemen (al vergt dat nog even), en nog dit jaar volgt een openingsproject.

even geduld dus nog! dat moet toch wel lukken, na die ruim 2 maanden niks.

dierendicht

animals are passing from our lives

it’s wonderful how i jog
on four honed-down ivory toes
my massive buttocks slipping
like oiled parts with each light step.

i’m to market. i can smell
the sour, grooved block, i can smell
the blade that opens the hole
and the pudgy white fingers

that shake out the intestines
like a hankie. in my dreams
the snouts drool on the marble,
suffering children, suffering flies,

suffering the consumers
who won’t meet their steady eyes
for fear they could see. the boy
who drives me along believes

that any moment i’ll fall
on my side and drum my toes
like a typewriter or squeal
and shit like a new housewife

discovering television,
or that I’ll turn like a beast
cleverly to hook his teeth
with my teeth. no. not this pig.

philip levine

balkonbezoek

er wonen mannen op het dak, af en toe strijken ze neer op mijn balkon. vrijdagochtend zag ik ze voor het eerst. ik lag heerlijk te koesen toen er aan de randen van mijn dromen werd gemorreld. mijn ogen openden zich en zagen een man die aan de balkondeur rommelde. hij zag mij niet. ik trok mijn hoofd schielings onder het dekbed. wat was dit? zo min mogelijk bewegend gluurde ik vanonder het dekbed naar de wekker. kwart over 8. voor een inbreker was-ie aan de late kant. misschien was hij geen inbreker. ik spiedde nog eens kort richting balkon, sloeg het beeld in me op en overdacht het in de bescherming van het dekbed. hij stond er nog. met de kniëen licht gebogen deed hij iets ter hoogte van de klink. het maakte een krassend geluid. de balkondeur was dicht. dat leek me een goed teken, ik was immers gaan slapen met de balkondeur open. andersom was reden geweest tot paniek, maar zijn moeite de deur te openen gaf mij nog wat denktijd. hij droeg een wit pak, dat was nog het vreemdste.

ik kreeg het warm in bed, zo met de balkondeur dicht. om de minuut wierp ik een blik om te zien of de man er nog was. bij de derde blik was hij aan de andere kant van de deur bezig. probeerde hij het nu via de scharnieren? naarmate de situatie langer duurde voelde ik me veiliger. als dit al een inbreker was, dan toch een kluns van de eerste orde. als ik niet zo naakt was onder dat dekbed zou ik waarschijnlijk gewoon opstaan om hem te vragen of ik hem ergens mee kon helpen. dat zat er nu niet in, maar ik wilde toch eigenlijk echt uit bed. na een kleine 10 minuten kreeg ik die kans: de man stond met zijn rug naar me toe van het uitzicht te genieten, misschien een sigaret te roken. ik roetsjte het bed uit en schoot over de vloer de kamer uit.

provisorisch aangekleed liep ik even later terug, haalde diep adem, opende de deur en vroeg de man wat hij daar zo deed op mijn balkon. ik zag en rook het al terwijl hij sprak. de kozijnen werden opgeknapt, geschuurd, gegrond en opnieuw geschilderd. ze zouden een paar weken bezig zijn met het complex. hij keek erg verlegen. nu schoot me een brief te binnen van een tijdje terug waar iets van schilderwerk werd aangekondigd. ik had me daar alleen niet dit soort consequenties bij voorgesteld. ik vroeg de man of het ook later op de dag kon. ja hoor, natuurlijk zei hij, nog steeds behoorlijk verlegen. hij liep direct de ladder op naar het dak en trok de ladder achter zich omhoog.

net toen ik terug in bed wilde stappen kwam de ladder weer naar beneden. een andere man stapte mijn balkon op. goedemorgen mevrouw. deze klonk een stuk minder verlegen. ik hoor van mijn collega dat het u niet schikt? op mijn klopt vroeg hij me wanneer het dan wel zou schikken. ik greep deze kans en vertelde dat ik op dinsdag, woensdag en donderdag werkte. als het dan zou kunnen? maar nu wilde ik blijkbaar teveel. nee, dan valt u buiten ons schema. dat was natuurlijk het laatste dat ik wilde, buiten hun schema vallen. ik ging akkoord met vrijdagmiddag. hij liep tevreden de lucht weer in.

reverie

we zwemmen naar een andere verdieping van de oceaan en een paar mensen
tegen het lijf die naar een muziekfestival gaan. we zijn er nog niet uit of we daar ook heen willen, zwemmen eerst terug naar de trein waar we een coupe bewonen. en dan maakt het niet meer uit wat we willen want de trein gaat rijden. ik schrik. een trein die zo weinig rijdt (we wonen er al maanden zonder enige activiteit bespeurd te hebben) zal wel heel erg ver gaan als-i eindelijk eens gaat. bovendien hebben we geen kaartje naar… wel, naar waarheen dan ook.

de beweging is te veel voor de kleerhangertjes, eentje valt vlak naast mijn hoofd. ik krimp ineen en naast me kijkt de geliefde angstvallig naar boven. we hebben niet zo’n zin om als sitting ducks te wachten op de volgende moordzuchtige klerehanger en verlaten onze coupe. misschien zijn er wel mensen in de trein die weten waar we heen gaan, of wat de eerste stop is waar we uit kunnen stappen. maar de enkelingen die we tegenkomen zien er zo louche uit dat ze vast veel meer op hun kerfstok hebben dan wij die slechts verstekeling zijn -bovendien per ongeluk- en alsof ze liever geen vragen beantwoorden. en dus stellen we ze er geen en reizen we door en nergens stopt de trein. we lopen heen en weer en slapen en waken en staan dan toch even stil en we stappen uit, als enigen.

het station is groot en er is niemand en de deuren zijn allemaal dicht en eigenlijk is het geen station. vanonder een kier zie ik een fabriek in boomstammen, zonder mensen. we bekijken elke deur maar de anderen hebben zelfs geen kieren en geven geen glimp. totdat een klink omhooggaat, als om de deur nog steviger te sluiten. maar het is juist deze deur die zonder morren opent bij een lichte aanraking. we lopen een grote hal binnen die voelt als thuis. veel hout, wat tegels en een tafel. honderden vierkante meters zand met een tafel, een toog, wij en een grijsharige vrouw die tinnen borden neerzet. de geliefde ziet een handdoek, vermoedt een badruimte en zegt zich even te willen opfrissen.

ik blijf achter met de vrouw en vraag haar of zij weet hoe ver we gereisd hebben. ze pakt een stok waarmee ze 2 stippen maakt in het zand, een kleine meter uiteen. en al geeft ze de stippen geen naam, en al heeft deze kaart geen schaalaanduiding, ik begrijp uit haar blik dat we ver weg zijn, verder dan mexico waar ik ons vermoedde. het geeft niet, het is hier fijn. ze gaat verder met de tafel. ze zet borden neer en voedsel en brood en tinnen kannen en kroezen. ik krijg trek, en wil dat de geliefde terugkomt. de vrouw kijkt me aan met een waarschuwing: droogte maakt waanzinnig, het kan alles anders zijn dan hoe je ogen het zien. ik zie de kannen en kroezen leeg. geen thee, geen koffie, geen sap, geen wijn, geen water. ik maak me ongerust om de geliefde die verdween om te gaan badderen. en dan verdwijnt alles.

ik lig wakker en kijk de geliefde aan. ik vraag me af of ik hem wakker zal maken maar het lijkt me nog vroeg. ik doezel zelf ook weer een droomflard in, kom hem daar weer tegen. hij lijkt iets te willen zeggen. wacht ik ga kijken of ik het je kan voorlezen zegt hij me, en hij loopt weg. nee jij wacht! wil ik roepen. dat kan helemaal niet, het is toekomst! toekomst kun je niet voorlezen, je moet ‘m eerst nog schrijven! maar hij hoort me al niet meer, hij is op zoek naar zijn tekst. bovendien lig ik zelf al weer in bed merk ik, de droomflard voorbij. ik kijk hem even aan. nog slaapt hij. tien seconden later doet ook hij zijn ogen open. hij zegt goedemorgen liefje en we beginnen met het schrijven van een nieuwe dag.

je slaapt
in de herinnering aan mijn strelen
die zo zacht is
als mijn strelen.

je lichaam droomt je lichaam
en jij droomt dat het samen is
met mij.

en ik
droom dit alles.

herman de coninck

les vacances

het lukt me maar niet iets over onze vakantie te schrijven. vrijdagavond had ik eindelijk een draft en ik vroeg de geliefde het stukje te lezen. ja, leuk stukje zei hij. dat is zo ongeveer wat we gedaan hebben. en daar legde hij de vinger op mijn ontevredenheid. het was een opsomming van ervaringen. van de bosbergwandelingen en de malle overbuurkoeien in de vogezen tot het avondlijk straatcircus in brussel. maar de heerlijkheid van al die dagen was uit mijn woorden niet te proeven, en daarom heb je het hier niet kunnen lezen.

hoe elke dag warm en loom was. hoeveel plezier we hadden om een zak bevroren sardientjes. hoe we wespendansjes deden in de middagtuin en nachtelijk dansten bij het krakkemikkige geluid van een ipod-cassetterecorder constructie. hoe de goudbepoederde vleugels van de motjes even magisch waren als de sterrenhemel buiten. hoe groen de sprinkhaan, hoe lekker de cognac, hoe heerlijk de geliefde. hoe samen we waren. niet een weekend of een lang weekend, maar al die dagen en nachten en nog een paar ervoor en erna.

dat krijg ik allemaal niet opgeschreven en ik ga het ook niet langer proberen. zoals de foto hierboven niet kan laten zien hoe mooi het dorpje was, hoe hoog de bergen waren en hoe zonnig de dagen, zo schiet ook mijn schrijven tekort. wellicht schrijf ik nog iets anekdotisch binnenkort, maar voor het algemene beeld moet maar volstaan dat de vakantie fijn was. zo heel erg fijn.

zomerstop

als ik geweten had dat ik zou zomerstoppen had ik het 2 maanden geleden aangekondigd, heus. al lijkt de zomer pas gister begonnen.

over een ruime week rijd ik met de geliefde naar frankrijk. daar gaan we ons verstoppen in een afgelegen huisje met een heuvel in de tuin en een authentieke broodoven in de huiskamer. dat is handig want de bakker is een heel dorp verderop. ergens in september ben ik er weer, en dan zal ik mijn blog afstoffen. tot dan!

zomer

toch handig, als een ander blog je aan een eigen recept helpt herinneren.

de komkommersoep met rivierkreeftjes en koriander staat in de koeling, de geliefde is onderweg. het belooft een mooie avond te worden.

uitje

deze heb ik vandaag geaaid. wel, waarschijnlijk niet deze maar een soortgenote, een europese oehoe. de grootste uil die er is, met hele strenge oranje ogen. de veren op haar borst waren verrassend zacht. toen ze haar kop haast meer dan 180° draaide -van onverschillig links naar onverschillig rechts- keek ze me heel even aan. voelen gelovigen zich zo als ze zich bedenken dat god alles ziet? 65 centimeter hoog (hoe groot!) en klauwen die me zouden kunnen doden vertelde haar verzorgster. even keken we elkaar aan, mijn groene ogen gevangen in haar oranje. toen draaide ze haar hoofd weer verder en stond toe dat ik nog even aaide.

de amerikaanse woestijnbuizerd leek nu kinderspel. helaas. de buizerd zit sinds 2 maanden in de puberteit en heeft al een paar mensen aangevallen. nog 2 jaar wachten, dan is-i weer betrouwbaar genoeg om op mijn hand te zitten.

het leek -na de ochtend op fort pampus- een saaie middag te worden op het muiderslot maar dat viel dus alleszins mee. later als ik groot ben word ik ook valkenier. misschien kan ik vast oefenen met de meeuwen.