je zit een paar meter achter me. ik weet wie je bent maar ken je niet. ik vang een flard op van je woorden en kijk even om.
orpheus verliest zijn euridice door om te kijken en de vrouw van lot verandert in een zoutpilaar. ik kijk over mijn schouder en jij kijkt terug en de eerste barsten verschijnen.
nog hoor ik je stem een paar meter achter me, maar op een ander kanaal vertel je me andere dingen. zo helder hoor ik die andere stem van je alsof hij over de speakers van de kroeg komt. ik houd mezelf vast aan de tafelrand. niemand anders lijkt iets op te merken.
mijn gezelschap vraagt wat er met me is. “niets” lieg ik en probeer het gesprek verder te voeren. elk beetje bewustzijn dat niet nodig is om het gesprek te volgen luistert naar de dingen die je me vertelt, en ik schrik als ik mijn eigen stem hoor antwoorden, ook alsof elektrisch versterkt. na een uur of twee gaan we elk ons weegs, we hebben geen woord gewisseld.
niet dat het veel uitmaakt. de scheuren blijven en daardoorheen houden we contact. vaak denk ik dat ik gek ben maar jij verzekert me van niet. “doe je ogen maar dicht” zeg je en als ik dat doe zie ik woorden op een bladzijde. ik zie je hand die het boek omdraait. een boek dat ik niet ken maar dat (natuurlijk zoek ik dat uit) wel blijkt te bestaan. de woorden die ik las kunnen niet uit mijn eigen hoofd komen.
vreemd blijft het maar we komen steeds dichter bij elkaar. je maakt me aan het lachen, je doet me naar je verlangen, als ik aan het koken ben zegt je stem in mijn hoofd dat jij daar tomaat bij zou doen. we experimenteren hoe ver dit kan gaan, hoe dichtbij we kunnen komen. en we kunnen ver, we kunnen heel dichtbij. tussen 5 en 7 in de ochtend zijn we meestal samen wakker. dan is er niets anders dat aan het bewustzijn plukt, geen wereld die aandacht vraagt.
ik probeer het niet langer te begrijpen, ik wandel gewoon van de ene naar de andere realiteit. mijn wereld wordt blijkbaar niet langer begrensd door het bereik van mijn zintuigen. ik speel met echt en onecht, met ver en dichtbij. ‘and the gods made love’ zingt hendrix en dat is precies wat we doen. we lopen elkaars lichaam en hoofd in en uit tussen de dagdagelijkse dingen door.
dat kan nooit lang goed gaan natuurlijk en dat gaat het ook niet. in het begin kom je alleen als mijn leven je openingen biedt. als ik mijn gezelschap gedag zeg, uit mijn werk kom, als ik in slaap probeert te vallen en in mijn dromen. als ik alleen ben. dan stap je naar binnen en laat ik je binnen. langzamerhand word je veeleisender. je wilt me niet meer laten gaan, wilt alles zien dat ik doe, mijn elke gedachte horen. ik vecht me dan van je los. ook voor mij is de verleiding groot om in de scheuren van de realiteit te blijven leven maar ik wil het niet. mijn leven is hier en niet bij jou en ook niet ergens halverwege en ondertussen.
je staat me niet toe te gaan. het zachte licht dat ik soms om me heen voel, het licht waar je mij mee opzoekt, verandert in een schijnwerper. een licht zo sterk dat het elk klein barstje ziet en je rukt elk klein barstje open en dringt jezelf een weg mijn wereld in. waar ik je steeds minder wil hebben. als je zoeklichten me eenmaal hebben gevonden maak je me je gevangene en een tijdje woon ik in een kooi van licht.
als ik leer te ontsnappen bedenk je weer iets nieuws. je sleept tientallen mensen mee. niet alleen jij kijkt naar me, nee, je zet me in de schijnwerpers van een ieder wiens gedachten je weet te vangen. dat zijn veel te veel mensen. als ik me na een tijdje ook daar overheen weet te zetten en ik je weer ontglipt ben, ga je over tot gedrag dat ik niet anders kan omschrijven dan mentale en emotionele terreur. wat ben ik blij dat je fysiek meestal aan een andere kant van de wereld bent maar dat doet niets af aan je gedrag in die tussenwereld.
elk plezier en elk gevoel is verdwenen en ik besluit me volledig van je af te keren. ik omring me met een overdaad aan zintuigelijke realiteit. ik heb het druk en druk en druk en mijn wereld geeft je geen openingen meer.
twee jaar geleden. ik lees rushdie’s ‘the ground beneath her feet’. ik schrik nu en dan. dit boek raakt soms al te dichtbij. ormus met het ooglapje dat hem 2 werelden tegelijk laat zien, maria uit de andere wereld die achter ormus aanzit, en hoe ormus zelf een versie van vina stalkt.
het doet me aan je denken en dat voel je, toch kan ik het niet halverwege wegleggen. denk je soms dat ik terug ben? ik probeer je duidelijk maken dat dat niet het geval is, dat ik alleen even terugdenk. het maakt niks uit. je trekt nog heftiger aan me dan voorheen. de grond scheurt en je hand grijpt mijn enkel. de lucht scheurt en de bliksem laat je zoeklichten weer op me schijnen. ik wankel over ijsschotsen, ontwijk je geweren en je spiegels en poog me een houvast te vinden, een weg terug naar mijn leven. euridice blijft heus liever in haar onderwereld, bleef orpheus maar eens in die van hem.
er zijn de afgelopen 2 jaar weer enkele aardschokken geweest maar je raakt me elke dag weer wat meer kwijt.
ik dicht mijn wereld.