het raadsel van gerinkel

behalve soms met een afwezige verliefde ben ik niet zo heel dol op telefoneren. nooit geweest ook, zelfs niet toen er nog geen email was.

eerst was er een studentenhuis en huisgenoten die vrienden genoeg waren om te zeggen nee, ze is er niet, zal ik een briefje ophangen? mijn mail avant la lettre. toen dat niet meer kon was mijn eerste aanschaf een antwoordapparaat. toen er eenmaal wel mail was, maakte mijn modem mij als ik thuis was behoorlijk telefonisch onbereikbaar. de komst van adsl was aan de ene kant een zegen (hoge snelheid, lage telefoonrekening), aan de andere kant ellendig vanwege weer aan telefoon en antwoordapparaat moeten. zodra ik berichten hoorde dat de kabel in de buurt even snel werd besloot ik over te stappen op kabel. met behoud van xs4all, dat wel. daarvoor moest ik dan wel weer tv-kabel nemen maar all in all bleek die combinatie goedkoper dan adsl inclusief het daarbij opgedrongen telefoonabonnement.

en ik werd er veel gelukkiger van. een gsm (die had ik natuurlijk wel inmiddels) trilt alleen een beetje voordat de beller moet inspreken en dat hoor ik meestal niet. alleen als ik telefoon verwacht zet ik ‘m aan en anders kijk ik ‘s avonds even wie er gebeld heeft, luister berichten af en lees sms-en. om het ding vervolgens als wekker te zetten. want dat is vooral het nut van de gsm: wekker en stopwatch zijn. en onderweg kunnen bellen dat de trein vertraging heeft. of wachtend in de kroeg gebeld kunnen worden dat de trein vertraging heeft. daarmee houdt mijn liefde voor ‘t ding wel op.

de laatste paar weken belt er heel vaak iemand die dit allemaal niet lijkt te weten, en maar blijft proberen mij aan de lijn te krijgen. 6 of 7 keer per dag belt zhij soms, tussen 8 uur ‘s ochtends en 11 uur ‘s avonds. om nooit iets in te spreken. en ik weet niet wie het is. en niet eens welk nummer: mijn beller heeft nummerherkenning uit staan. privenummer zegt mijn schermpje, meer niet.

wie zou dat toch zijn? het lijkt heel dringend, dat wekenlange dagelijks veelvuldige gebel. maar waarom dan nooit iets tegen me zeggen? mijn voicemail welkomsttekst zegt toch heel duidelijk dat mijn gsm vooral een ding is dat ik afluister, niet zozeer een ding dat ik opneem. en wie mij ook maar een beetje kent weet wel minimaal 1 email-adres. en instanties en dergelijke weten in ieder geval waar mijn brievenbus woont.

na een week werd ik nieuwsgierig. ik besloot mijn voicemail welkomsttekst iets aan te passen. dan wist de beller dat er toch echt leven was, aan deze kant van de lijn. leven dat ook best bereid was tot contact maar dat dat nooit lukken zou met dat inspreekloze gebel. mijn nieuwe boodschap is een stuk korter maar even duidelijk. hoi. dit is 06 xxxx xxxx als je niets zegt heb je heus voor niets gebeld.

maar mijn beller wenst mysterieus te blijven. blijft even vaak bellen, blijft even zwijgzaam. en ook mailbox en brievenbus geven geen opheldering. nu al ruim 3 weken.

eerder vanavond las ik in de nieuwsgroep nl.eeuwig.zonde een posting van iemand die mijn skate-stukje hier had gelezen en terugdacht aan een skate-date die ik augustus ’99 heb georganiseerd voor wat mensen uit nl.eeuwig.september. hij linkte naar het verslagje dat hij indertijd had uitgebracht van die skate-date. en het lezen van dat verslagje deed me even aan mijn beller denken. en ik herinnerde me ook een ex die me eens zei wantrouwend te worden als mannen mij aan de telefoon aan de praat leken te houden. hij wist wel waarom en had zo zijn vermoedens wat er allemaal gebeurde, daar aan de andere kant van mijn verbinding.

er zijn mensen, veelal mannelijk, die heel erg van mijn stem houden. dus nu vermoed ik dat ik weer eens tegen zo’n liefhebber ben aangelopen. je weet maar nooit, het kan natuurlijk best een marketing enquete-achtig instituut zijn (de enige beller die ik kan bedenken voor wie het absoluut zinloos zou zijn een nummer en terugbelverzoek in te spreken). maar ik vind het leuker om te denken dat een moniiqstemliefhebber steeds belt.

zo’n twee uur geleden zag ik de gsm trillen op het aanrecht waar ik ‘m als timer had gebruikt. ik ging even kijken. ja, weer mijn prive-nummer. even dacht ik er over om nu eens te antwoorden, en ‘hoi, goede avond, dit is moniiq’ te zeggen, net iets zwoeler dan van nature.

maar mijn voicemailboodschap belooft welhaast dat ik dat nooit en te nimmer zal doen, zomaar opnemen. misschien stel ik mijn zwijgzame fan wel erg teleur als ik dat wel doe. of voelt hij zich als op heterdaad betrapt. en hij zou vast toch niets zeggen.

het getril stopte. hoi. dit is 06 xxxx xxxx als je niets zegt heb je heus voor niets gebeld. en dan peeep. alsof ik het zelf hoorde. ik wachtte een minuut maar de beller gaf wederom geen sjoege.

hij (ik ga er voor ‘t gemak en voor ‘t plezier van mijn nieuwsgierigheid van uit dat mijn beller een man is) heeft blijkbaar geen enkele behoefte mij te spreken. dat voelt toch een beetje naar, dat ik een fan heb die niet eens met me wil praten.

het raadsel van gerinkel

behalve soms met een afwezige verliefde ben ik niet zo heel dol op telefoneren. nooit geweest ook, zelfs niet toen er nog geen email was.

eerst was er een studentenhuis en huisgenoten die vrienden genoeg waren om te zeggen nee, ze is er niet, zal ik een briefje ophangen? mijn mail avant la lettre. toen dat niet meer kon was mijn eerste aanschaf een antwoordapparaat. toen er eenmaal wel mail was, maakte mijn modem mij als ik thuis was behoorlijk telefonisch onbereikbaar. de komst van adsl was aan de ene kant een zegen (hoge snelheid, lage telefoonrekening), aan de andere kant ellendig vanwege weer aan telefoon en antwoordapparaat moeten. zodra ik berichten hoorde dat de kabel in de buurt even snel werd besloot ik over te stappen op kabel. met behoud van xs4all, dat wel. daarvoor moest ik dan wel weer tv-kabel nemen maar all in all bleek die combinatie goedkoper dan adsl inclusief het daarbij opgedrongen telefoonabonnement.

en ik werd er veel gelukkiger van. een gsm (die had ik natuurlijk wel inmiddels) trilt alleen een beetje voordat de beller moet inspreken en dat hoor ik meestal niet. alleen als ik telefoon verwacht zet ik ‘m aan en anders kijk ik ‘s avonds even wie er gebeld heeft, luister berichten af en lees sms-en. om het ding vervolgens als wekker te zetten. want dat is vooral het nut van de gsm: wekker en stopwatch zijn. en onderweg kunnen bellen dat de trein vertraging heeft. of wachtend in de kroeg gebeld kunnen worden dat de trein vertraging heeft. daarmee houdt mijn liefde voor ‘t ding wel op.

de laatste paar weken belt er heel vaak iemand die dit allemaal niet lijkt te weten, en maar blijft proberen mij aan de lijn te krijgen. 6 of 7 keer per dag belt zhij soms, tussen 8 uur ‘s ochtends en 11 uur ‘s avonds. om nooit iets in te spreken. en ik weet niet wie het is. en niet eens welk nummer: mijn beller heeft nummerherkenning uit staan. privenummer zegt mijn schermpje, meer niet.

wie zou dat toch zijn? het lijkt heel dringend, dat wekenlange dagelijks veelvuldige gebel. maar waarom dan nooit iets tegen me zeggen? mijn voicemail welkomsttekst zegt toch heel duidelijk dat mijn gsm vooral een ding is dat ik afluister, niet zozeer een ding dat ik opneem. en wie mij ook maar een beetje kent weet wel minimaal 1 email-adres. en instanties en dergelijke weten in ieder geval waar mijn brievenbus woont.

na een week werd ik nieuwsgierig. ik besloot mijn voicemail welkomsttekst iets aan te passen. dan wist de beller dat er toch echt leven was, aan deze kant van de lijn. leven dat ook best bereid was tot contact maar dat dat nooit lukken zou met dat inspreekloze gebel. mijn nieuwe boodschap is een stuk korter maar even duidelijk. hoi. dit is 06 xxxx xxxx als je niets zegt heb je heus voor niets gebeld.

maar mijn beller wenst mysterieus te blijven. blijft even vaak bellen, blijft even zwijgzaam. en ook mailbox en brievenbus geven geen opheldering. nu al ruim 3 weken.

eerder vanavond las ik in de nieuwsgroep nl.eeuwig.zonde een posting van iemand die mijn skate-stukje hier had gelezen en terugdacht aan een skate-date die ik augustus ’99 heb georganiseerd voor wat mensen uit nl.eeuwig.september. hij linkte naar het verslagje dat hij indertijd had uitgebracht van die skate-date. en het lezen van dat verslagje deed me even aan mijn beller denken. en ik herinnerde me ook een ex die me eens zei wantrouwend te worden als mannen mij aan de telefoon aan de praat leken te houden. hij wist wel waarom en had zo zijn vermoedens wat er allemaal gebeurde, daar aan de andere kant van mijn verbinding.

er zijn mensen, veelal mannelijk, die heel erg van mijn stem houden. dus nu vermoed ik dat ik weer eens tegen zo’n liefhebber ben aangelopen. je weet maar nooit, het kan natuurlijk best een marketing enquete-achtig instituut zijn (de enige beller die ik kan bedenken voor wie het absoluut zinloos zou zijn een nummer en terugbelverzoek in te spreken). maar ik vind het leuker om te denken dat een moniiqstemliefhebber steeds belt.

zo’n twee uur geleden zag ik de gsm trillen op het aanrecht waar ik ‘m als timer had gebruikt. ik ging even kijken. ja, weer mijn prive-nummer. even dacht ik er over om nu eens te antwoorden, en ‘hoi, goede avond, dit is moniiq’ te zeggen, net iets zwoeler dan van nature.

maar mijn voicemailboodschap belooft welhaast dat ik dat nooit en te nimmer zal doen, zomaar opnemen. misschien stel ik mijn zwijgzame fan wel erg teleur als ik dat wel doe. of voelt hij zich als op heterdaad betrapt. en hij zou vast toch niets zeggen.

het getril stopte. hoi. dit is 06 xxxx xxxx als je niets zegt heb je heus voor niets gebeld. en dan peeep. alsof ik het zelf hoorde. ik wachtte een minuut maar de beller gaf wederom geen sjoege.

hij (ik ga er voor ‘t gemak en voor ‘t plezier van mijn nieuwsgierigheid van uit dat mijn beller een man is) heeft blijkbaar geen enkele behoefte mij te spreken. dat voelt toch een beetje naar, dat ik een fan heb die niet eens met me wil praten.

waar vs. werkelijk

de vreemde aan- en afwezigheden in dit leven verwarren mij nogal eens. zou het aan mijzelf liggen, aan de werking van mijn hoofd, dat zij die er niet zijn soms van zo nabij tegen mij praten, zo voelbaar bij me zijn? en zij die er wel zijn, soms zo transparant afwezig? en hoe kan het dat ik dwars door die befaamde realiteit heen beelden zie die zoveel echter zijn?

ik zou natuurlijk iets kunnen bedenken over schaduwen, projecties of een van die andere talloze termen die gebezigd worden om iets dat van buiten lijkt te komen toch weer veilig onderdeel van je eigen psyche te maken. waarmee alle vreemde zaken weer in het heersende zelf- en wereldbeeld passen.

maar laat ik dat nu eens niet doen. misschien ligt het niet aan mij, en plakt iemand anders die licht vertekenende film over mijn beelden. het lijkt op dat fotoboekje dat ik uit rome heb. je ziet een ruine maar er zit een transparantje overheen dat je laat zien hoe die ruine er eigenlijk echt uitziet.

laat ik er van uit gaan dat ik gelijk heb, in die andere wereld met haar andere gelijken.

die metaforische wereld die de zinnelijke kan overschaduwen. waar ik tijdens een vergadering soms een dolk zie vliegen van de een naar de ander. waarin mijn gesprekspartner letterlijk geblinddoekt is als ik hem of haar in het vage laat, ik soms woorden hoor die echt een smerige smaak geven zodat ik water moet drinken en waar ik het lichaam van de minnaar zie veranderen als ik aan een ander denk.

het is een ware wereld die schuilt onder een werkelijke wereld; sterkt mij in mijn vermoeden dat werkelijkheid en waarheid niet veel met elkaar van doen hebben.

zij is nauwelijks verdraagbaar overigens, de ware wereld. haar straten zijn gevuld met kreupelen, al gaan die in werkelijkheid fier voorwaarts. en al te vaak zie ik gerimpelde twintigers, littekens op gave mensen, loslopende sociopaten.

dus meestal kijk ik toch maar gewoon naar de werkelijke wereld, en gun de toppen van mijn zinnen wat rust. maar soms, soms komen waar en werkelijk overeen en in het hier en nu op alle manieren. dan woont de ziel weer in het lichaam en is de wereld zo wonderlijk mooi, dan neem ik alle verwarring op de koop toe en geniet van mijn dubbele perceptie in plaats van haar te vervloeken.

waar vs. werkelijk

de vreemde aan- en afwezigheden in dit leven verwarren mij nogal eens. zou het aan mijzelf liggen, aan de werking van mijn hoofd, dat zij die er niet zijn soms van zo nabij tegen mij praten, zo voelbaar bij me zijn? en zij die er wel zijn, soms zo transparant afwezig? en hoe kan het dat ik dwars door die befaamde realiteit heen beelden zie die zoveel echter zijn?

ik zou natuurlijk iets kunnen bedenken over schaduwen, projecties of een van die andere talloze termen die gebezigd worden om iets dat van buiten lijkt te komen toch weer veilig onderdeel van je eigen psyche te maken. waarmee alle vreemde zaken weer in het heersende zelf- en wereldbeeld passen.

maar laat ik dat nu eens niet doen. misschien ligt het niet aan mij, en plakt iemand anders die licht vertekenende film over mijn beelden. het lijkt op dat fotoboekje dat ik uit rome heb. je ziet een ruine maar er zit een transparantje overheen dat je laat zien hoe die ruine er eigenlijk echt uitziet.

laat ik er van uit gaan dat ik gelijk heb, in die andere wereld met haar andere gelijken.

die metaforische wereld die de zinnelijke kan overschaduwen. waar ik tijdens een vergadering soms een dolk zie vliegen van de een naar de ander. waarin mijn gesprekspartner letterlijk geblinddoekt is als ik hem of haar in het vage laat, ik soms woorden hoor die echt een smerige smaak geven zodat ik water moet drinken en waar ik het lichaam van de minnaar zie veranderen als ik aan een ander denk.

het is een ware wereld die schuilt onder een werkelijke wereld; sterkt mij in mijn vermoeden dat werkelijkheid en waarheid niet veel met elkaar van doen hebben.

zij is nauwelijks verdraagbaar overigens, de ware wereld. haar straten zijn gevuld met kreupelen, al gaan die in werkelijkheid fier voorwaarts. en al te vaak zie ik gerimpelde twintigers, littekens op gave mensen, loslopende sociopaten.

dus meestal kijk ik toch maar gewoon naar de werkelijke wereld, en gun de toppen van mijn zinnen wat rust. maar soms, soms komen waar en werkelijk overeen en in het hier en nu op alle manieren. dan woont de ziel weer in het lichaam en is de wereld zo wonderlijk mooi, dan neem ik alle verwarring op de koop toe en geniet van mijn dubbele perceptie in plaats van haar te vervloeken.

arcade fire, levend in beeld

arcade fire stonden op nummer 4, in mijn jaarlijstje 2004. inmiddels zijn ze zelfs gestegen naar nummer 2, de plaat blijft groeien (al zullen ze cave niet van zijn #1 beroven).

klik op de foto om een filmpje te zien van neighborhood #3 (power out) zoals ze dat 28 juli 2004 speelden in local 506, chapel hill, north carolina. dat ze maar eens heel heel snel paradiso aandoen! zelfs de stropdassen mogen mee.

als je hun cd funeral niet kent kun je hier 3 nummers beluisteren.

filmpje ontdekt via melvin

arcade fire, levend in beeld

arcade fire stonden op nummer 4, in mijn jaarlijstje 2004. inmiddels zijn ze zelfs gestegen naar nummer 2, de plaat blijft groeien (al zullen ze cave niet van zijn #1 beroven).

klik op de foto om een filmpje te zien van neighborhood #3 (power out) zoals ze dat 28 juli 2004 speelden in local 506, chapel hill, north carolina. dat ze maar eens heel heel snel paradiso aandoen! zelfs de stropdassen mogen mee.

als je hun cd funeral niet kent kun je hier 3 nummers beluisteren.

filmpje ontdekt via melvin

de wil van de wereld mee

ik dacht zonet wat na over spiegels. volgens mij had ik daar al eens over gedacht en geschreven en ik zocht even naar mezelf. om van de spiegel in de regen te vallen. skaten in de regen om precies te zijn. en nu dacht ik laatst, toen ik een ipod wilde, toch al even aan dat skaten. ik moet ze maar eens lenteklaar maken want ik weet nu weer hoe heerlijk dat soms kon zijn. zelfs in de regen. lees maar:

ik zie eruit als iets dat de kat heeft opgepikt en binnen gebracht, zelfs na de douche. en de skates, tja, wat moet ik met de skates. ik heb helemaal geen wasbenzine en teflon ofzo in huis. tenslotte zijn ze net nieuw en wie had er twee weken geleden gedacht dat ik ooit in de regen zou gaan skaten? als iemand mij verteld zou hebben dat ik voor mijn plezier als verzopen kat rondjes door het park ging maken in plaats van wijn drinken in de warmte van vertigo, dan had ik een wenkbrauw opgetrokken, mijn bloedrode nagels even bestudeerd en gezegd: je bent gek. maar nee zei de gek, dat ben ik zelf.

in de stralende zon liep ik rond 2 uur richting vondelpark, maar ik had nauwelijks de ingang genomen of het werd grauw en grijs. de eerste druppels vielen bij het viaduct, ik liep toch maar door tot voorbij de vijver en stak een sigaret op bij het ronde bankje. ik zou wachten tot het weer droog was al duurde het een uur. er kwam een skatend meisje naast me zitten en die vertelde me alles over haar valpartij op het circuit zondag en haar angst voor stoepjes. na een half uur werd het droog, zij schaatste onmiddelijk weg en ik begon aan de van-pump-naar-skate metamorfose.

ik kwam langzaam op gang, het was even wennen aan het natte wegdek maar na een half rondje had ik de juiste slag weer. opnieuw wat druppels. en meer en meer en zo moest ik na een rondje alweer stoppen voor wat geen bui meer was maar een zondvloed. onweer en wind, en de boom waar ik onder zat bood geen enkele bescherming meer. doornat zat ik me af te vragen wat te doen toen een fietsend jongetje stopte om zijn capuchon op te doen. blijf je daar een beetje droog onder die boom? niet zo droog als jouw humor, dacht mijn hoofd maar ik hield het op een heel hard nee-schudden. druppels vlogen om me heen als een hond na een duik in de vijver. tijd om te gaan. skates uit schoenen aan en wandelen. onderweg begon ik te rillen en klappertanden, ik besloot een tijdje onder het viaduct naar de muziek te luisteren om bij te komen. het werd leger en leger en ook de ijscoman hield het voor gezien en reed weg.

na een half uur leek het droog te worden maar toen wilde ik niet meer naar huis. ik ben bij vertigo even op het ronde bankje gaan zitten om de lucht goed te bekijken. lekker aan het bruin worden daar? met een brede grijns liep de enige overgebleven wandelaar in het park door. maar het leek heus droog te blijven, en met vingers zo verkleumd dat het bijna niet meer ging heb ik opnieuw mijn skates aangedaan.

en toen volgden een aantal magische rondjes in het vrijwel lege park. we speelden met elkaar, het park het weer en ik. als ik bukte in een schaatshouding, stak de wind enkele seconden later achter me op. als ik, zonder te weten waarom, een end naar links zwierde kwam even later pas het takje bladeren aan rollen van rechts. op een andere dag zou ik daar waarschijnlijk over gevallen zijn. mijn hoofd was zo leeg dat het onderdeel werd van de krachten die het universum bewegen, en even was ik weer dat meisje van zeven dat zo graag aan kunstschaatsen deed op stil natuurijs om te dansen met de wind en het licht en de tijd.

het werd langzamerhand weer iets drukker en ik besloot even op een bankje te zitten. er kwamen wat skaters aan met hockeysticks, ik vroeg hen hoe laat het was. acht uur precies. wat? ik was om twee uur naar het park gegaan en had ingeschat dat het een uur of vijf was. toch maar naar huis dan, onderweg nog meer regen en koud ook, met mijn nog steeds blote benen. je bent gek, zei de spiegel, en je ziet er niet uit. ja lachte ik terug, en nee.

ik weet weer dat ik een paar weken later weer zoiets deed. toen was ik zo ver heen dat ik bij het uitdoen van mijn skates stomverbaasd keek naar 2 voeten vol bloed van kapotte blaren. ’twas toch nauwelijks een uur gelee dat ik blaarloos ging rondjes rijden? ook toen bleek de tijd sneller dan gedacht. daarmee lijkt rondjes doen in het vondelpark het tegenovergestelde effect van ruimtereizen te hebben. of toch niet? toen ik het park weer uit liep leek de stad veel ouder geworden dan ik, al strompelde ik een beetje.

de wil van de wereld mee

ik dacht zonet wat na over spiegels. volgens mij had ik daar al eens over gedacht en geschreven en ik zocht even naar mezelf. om van de spiegel in de regen te vallen. skaten in de regen om precies te zijn. en nu dacht ik laatst, toen ik een ipod wilde, toch al even aan dat skaten. ik moet ze maar eens lenteklaar maken want ik weet nu weer hoe heerlijk dat soms kon zijn. zelfs in de regen. lees maar:

ik zie eruit als iets dat de kat heeft opgepikt en binnen gebracht, zelfs na de douche. en de skates, tja, wat moet ik met de skates. ik heb helemaal geen wasbenzine en teflon ofzo in huis. tenslotte zijn ze net nieuw en wie had er twee weken geleden gedacht dat ik ooit in de regen zou gaan skaten? als iemand mij verteld zou hebben dat ik voor mijn plezier als verzopen kat rondjes door het park ging maken in plaats van wijn drinken in de warmte van vertigo, dan had ik een wenkbrauw opgetrokken, mijn bloedrode nagels even bestudeerd en gezegd: je bent gek. maar nee zei de gek, dat ben ik zelf.

in de stralende zon liep ik rond 2 uur richting vondelpark, maar ik had nauwelijks de ingang genomen of het werd grauw en grijs. de eerste druppels vielen bij het viaduct, ik liep toch maar door tot voorbij de vijver en stak een sigaret op bij het ronde bankje. ik zou wachten tot het weer droog was al duurde het een uur. er kwam een skatend meisje naast me zitten en die vertelde me alles over haar valpartij op het circuit zondag en haar angst voor stoepjes. na een half uur werd het droog, zij schaatste onmiddelijk weg en ik begon aan de van-pump-naar-skate metamorfose.

ik kwam langzaam op gang, het was even wennen aan het natte wegdek maar na een half rondje had ik de juiste slag weer. opnieuw wat druppels. en meer en meer en zo moest ik na een rondje alweer stoppen voor wat geen bui meer was maar een zondvloed. onweer en wind, en de boom waar ik onder zat bood geen enkele bescherming meer. doornat zat ik me af te vragen wat te doen toen een fietsend jongetje stopte om zijn capuchon op te doen. blijf je daar een beetje droog onder die boom? niet zo droog als jouw humor, dacht mijn hoofd maar ik hield het op een heel hard nee-schudden. druppels vlogen om me heen als een hond na een duik in de vijver. tijd om te gaan. skates uit schoenen aan en wandelen. onderweg begon ik te rillen en klappertanden, ik besloot een tijdje onder het viaduct naar de muziek te luisteren om bij te komen. het werd leger en leger en ook de ijscoman hield het voor gezien en reed weg.

na een half uur leek het droog te worden maar toen wilde ik niet meer naar huis. ik ben bij vertigo even op het ronde bankje gaan zitten om de lucht goed te bekijken. lekker aan het bruin worden daar? met een brede grijns liep de enige overgebleven wandelaar in het park door. maar het leek heus droog te blijven, en met vingers zo verkleumd dat het bijna niet meer ging heb ik opnieuw mijn skates aangedaan.

en toen volgden een aantal magische rondjes in het vrijwel lege park. we speelden met elkaar, het park het weer en ik. als ik bukte in een schaatshouding, stak de wind enkele seconden later achter me op. als ik, zonder te weten waarom, een end naar links zwierde kwam even later pas het takje bladeren aan rollen van rechts. op een andere dag zou ik daar waarschijnlijk over gevallen zijn. mijn hoofd was zo leeg dat het onderdeel werd van de krachten die het universum bewegen, en even was ik weer dat meisje van zeven dat zo graag aan kunstschaatsen deed op stil natuurijs om te dansen met de wind en het licht en de tijd.

het werd langzamerhand weer iets drukker en ik besloot even op een bankje te zitten. er kwamen wat skaters aan met hockeysticks, ik vroeg hen hoe laat het was. acht uur precies. wat? ik was om twee uur naar het park gegaan en had ingeschat dat het een uur of vijf was. toch maar naar huis dan, onderweg nog meer regen en koud ook, met mijn nog steeds blote benen. je bent gek, zei de spiegel, en je ziet er niet uit. ja lachte ik terug, en nee.

ik weet weer dat ik een paar weken later weer zoiets deed. toen was ik zo ver heen dat ik bij het uitdoen van mijn skates stomverbaasd keek naar 2 voeten vol bloed van kapotte blaren. ’twas toch nauwelijks een uur gelee dat ik blaarloos ging rondjes rijden? ook toen bleek de tijd sneller dan gedacht. daarmee lijkt rondjes doen in het vondelpark het tegenovergestelde effect van ruimtereizen te hebben. of toch niet? toen ik het park weer uit liep leek de stad veel ouder geworden dan ik, al strompelde ik een beetje.

vaderland’s dicht

woorden groeien mee, met de jaren
worden ze zwaarder, ze raken
bemanteld met onderzees gewas,
mosselen, een stuk van een wrak,
wieren ijl als oud mensenhaar,
onrustige planthanden, verraad
van bovenglans, verdronken land,
algen dralend boven zwart zand.

daarom moet ik ze altijd vertalen,
loswrikken, ophalen, in ander water
overdoen, uitspoelen, afkrabben
en wachten wat in mijn handen
achterblijft: een bloem, een geraamte,
een onderaards antwoord van aarde,
een laatst geglinster, een begin van brand,
een glimp onderbelicht vaderland.

gabriel smit (1910-1981)
uit: op mijn woord (1968)