the writing on the wall

ik houd van grafitti, het hoort bij een stad. als tiener had ik een groot boek vol foto’s uit new york en interviews met de makers over het waarom, en over de spanning en het gevaar van het ‘snachts zetten van een metershoge tag op een metro. maar ik zag al jaren niets leuks meer, of misschien lette ik wel niet goed op. tot ik een jaar of 2 geleden af en toe intrigerende uitspraken tegenkwam in de stad. het duurde een tijdje tot ik het verband zag: boven al die uitspraken stond laser 3.14.

inmiddels is er geen houden meer aan: ik zie er steeds meer en niet langer alleen op straat. in februari las ik over hem bij hinke en meer recentelijk bij omar (hier, hier, hier, hier en vandaag ook hier). nu heeft hij dus een eigen site. a site dedicated to the dissident minds. the ones witnessing the failing of our time.

ik ben een laser-fan. ik wandel graag tegen uitspraken aan als:

with great art comes great irresponsibility-such great wealth living in such great poverty-the letters have left the pages

etcetera.

maar mijn favoriet blijft toch snow-white and the 7 basketcases. telkens maakt het me vrolijk daar langs te lopen, al doet het me soms ook aan de G8 denken. hij is nu, geflankeerd door opgeschoten groen onkruid, mooier dan op het plaatje (waarvan je op laser’s site een grotere versie kunt zien).

een paar weken geleden had ik de geliefde wat lasers aangewezen op een wandeling door de buurt. toen we later op het balkon zaten wees hij me op iets dat ik zelf nog niet eens had gezien: vanaf mijn balkon en uit mijn raam heb ik uitzicht op een laser, zomaar aan de overkant van de gracht. het voelt als een kadootje.

nee

ik zie dat ik me nog helemaal niet heb uitgesproken over het referendum morgen. niet hier tenminste. en dat terwijl het me moeite noch tijd kost. gewoon nee.

ik ben heel erg voor europa, zolang dat europa democratisch controleerbaar en beïnvloedbaar is. en dat is nauwelijks het geval. los van alle andere bezwaren die ik heb is dat de doorslaggevende. verder verwijs ik graag naar wat steeph schrijft. ik ben het grotendeels met hem eens, vooral met:

If the EU has power, it needs democratic control. The constitution needs to tell how.

This constitution does indeed explain how the steering of the EU goes. In way too much detail if you ask me, but that’s not the main point. The set up is not democratic enough. We are only able to vote for the EP. This EP can only accept or reject proposals. And not even alone, they also need the Council. Some people say the Council is also democratic because it’s made up by representatives from the member states that have been elected (indirectly). But that’s not what I want.

When I elect the council for my local town, I look at what they can do for that town, not for the country. When I elect people for the government of my country, I look at what they can do for my country, not Europe. I want to be able to vote directly for the most relevant parts of the European Government. The Commission is out of reach. It can only be accepted or rejected as a whole by the EP. Not good enough. And I’m also constrained to voting for members of parliament that represent my country. That’s also not what I want. I want to vote for representatives that have the right ideas what to do with Europe, regardless from which country they are. Furthermore it’s not the EP that sets out the direction of the Union but the Council and the Commission. And a lot of work can be done outside the control of the EP, most important the foreign and defense policy making.

So all in all this constitution is just not democratic enough.

zo, dat scheelt weer een hoop tijd met verwoorden. ik moet immers gaan slapen zo.

___________________
update: als je liever nederlands leest dan verwijs ik graag naar het dronken schip. ook daar staan een aantal bezwaren die ik deel helder verwoord.

een zonnebril op mijn oren

vanmiddag heb ik dan eindelijk een ipod gekocht. een 30 Gb photo. ik was eigenlijk uit op de 60 maar die bleek overal uitverkocht. de ellende met hebbedingen is dat ik ze meteen wil hebben en 30 is voor mij waarschijnlijk meer dan genoeg. ik wilde de 60 vooral omdat een andere ellende is dat ik standaard het meest geavanceerde hebbeding wil. het is maar goed dat ik zelden tot nooit voor een hebbeding val.

thuis heb ik er meteen een hele hoop muziek op gezet en 2 fotootjes, en toen ben ik boodschappen gaan doen. de eerste die mij buiten in mijn oren mocht zingen was sufjan stevens. illinois als soundtrack bij een zonverlicht amsterdam centrum. het was wondermooi. ik had niet verwacht dat ik het zo fijn zou vinden, muziek terwijl ik door de stad wandel. de ipod was meer bedoeld voor in de trein, om op het balkon
toch hard te kunnen luisteren, voor park en strand en in plaats van een koptelefoon laat op de avond. niet voor in de stad. ik heb dat verkeerd gezien, juist de stad wil een soundtrack. en auto’s en trams hoor ik toch nog wel, alleen ietsje verder weg.

het is wel wennen, zo’n ipod. bij de voordeur hield ik even stil. ik moest de muziek nog uitzetten. oh nee, natuurlijk niet. op straat keek ik nu en dan om, maar het bleek het geklik van mijn eigen hakken, net iets gedempter dan ik gewend ben. bij de winkel aangekomen wilde ik 1 oortje uitdoen. ik had vast wel kunnen bestellen met de -niet al te harde- muziek, maar ik vond het nogal onbeleefd staan om beide luidsprekertjes in mijn oren te houden. het vergde wat geklooi voor het ene oortje uit wilde zonder het andere mee naar beneden te sleuren, maar het lukte. toen ik weer naar buiten liep en -na het oortje weer in- ook mijn zonnebril met een routinegebaar weer op wilde zetten kwam ik er achter dat ik mijn zonnebril de hele tijd had opgehouden. ook stond ik iets te lang stil voor een groen stoplicht. ik zag het wel, maar ik reageer bij stoplichten vermoedelijk sneller op de slechtziendenklikjes dan op de kleurwisseling.

toen ik even bleef kijken bij de nieuwe skatescape die ik voor het eerst in gebruik zag vond ik de sufjansoundtrack wat minder passend. ik wilde van muziek veranderen, maar het was een heel gedoe om de ipod snel uit z’n clip-houdertje aan de rand van mijn rok te frutselen. eerlijk gezegd lukte dat me helemaal niet en ik liep weer verder, glimlachend en (naar ik hoop niet al te hard) meezingend. thuis duurde het opnieuw enkele minuten voor ik doorhad dat ik nog met zonnebril rondliep.

ik dacht aan een mij onbekende correlatie tussen sound en vision. maar misschien is een ipod wel als een zonnebril voor je oren en is het niet meer dan logisch om een wereld die van één zintuig wat wordt buitengesloten, ook met de anderen op kleine afstand te willen houden. het zal vast snel wennen. ik wil de wereld ook helemaal niet buitensluiten, ik wil er alleen muziek bij. ik verheug me al op het half uur wandelen naar mijn werk morgenochtend. ik denk dat joy zipper mee mag. en zaterdag, zaterdag mag ik heel lang in de trein zitten. als ik dan maar niet weer automagisch meezing.

muziek

de afgelopen week was vooral muziekweek. twee avonden in paradiso brachten the arcade fire, the national, jaga jazzist en ook nog dansen bij amsterdam beat club. op dat laatste na is er al aardig wat over geschreven, door marieke en door diverse andere subjectivisten bijvoorbeeld. maar ik wil ook nog even.

over het optreden dat the arcade fire op 11 maart in de melkweg gaf was ik lyrisch. ik durfde nauwelijks hopen dat ze op 11 mei, na twee maanden touren, weer een dergelijk legendarisch concert zouden geven. ik had me er -zo dacht ik- al bij neergelegd dat de band inmiddels wel moe zou zijn en veel minder enthousiast. maar toen ik gelijk leek te krijgen voelde ik alsnog teleurstelling. lag het aan het publiek? in de melkweg was vrijwel iedereen muisstil, in paradiso werd gekletst bij het leven. zanger win butler merkte op dat het -hij dacht omdat paradiso een kerkgebouw is- op het podium behoorlijk insane klonk, dat geklets. hij leek een bijzonder slecht humeur te hebben, en de rest van de band was een stuk minder speels. marieke omschrijft treffend dat het arcade fire-universum geïmplodeerd leek: het publiek mocht er niet meer bij. toch veranderde dat gelukkig halverwege power out. win maakte zich behoorlijk kwaad en daarmee leken de kletsgeesten uit het publiek verjaagd en zijn eigen spirit hervonden. de rest van het optreden voelde ik me weer opgenomen, ik mocht weer meedoen met the arcade fire.

daarna zag ik the national in de bovenzaal. een tijdje geleden, toen ik binnen korte tijd hun nieuwe cd alligator hoorde als ook de cd hold fast, pioneer van last harbour, vroeg ik me af hoeveel bands eigenlijk bestaansrecht hebben in die tindersticks-niche. tenslotte doen tindersticks het zelf al zo mooi, wat kunnen die andere bandjes daar nog aan toevoegen? wel, dat vroeg ik me al snel niet meer af. live is the national ruiger en rockender dan op cd en mijn tindersticks-associatie verdween vrijwel geheel. ook hier een violist, maar waar bij the arcade fire de violen vooral het ritme lijken op te stuwen doet de violist bij the national soortgelijke dingen met de melodie. prachtig. dat vond ook de holden caulfield van the arcade fire (excuus, ik weet zijn naam even niet) die enthousiast vooraan stond. mijn gezelschap wees me na afloop ook op win butler, die tegen een muur geleund stond. we liepen even op hem af om hem voor het concert te bedanken. en -als zo vaak- zei ik weer te veel. ik hield het niet bij een bedankje voor eerder die avond, ik bedankte hem ook voor het optreden van twee maanden geleden in de melkweg, met de iets onhandige toevoeging that night was legendary and magical but tonight was pretty good too. ach wel, het was de waarheid en dat wist-i zelf waarschijnlijk ook wel. hij nam mijn bedankje met een minimaal knikje in ontvangst. hij reageerde gelukkig op elk bedankje minimaal dus ik voel me er niet al te slecht over.

zaterdag de 14e was ik alweer in paradiso, voor jaga jazzist. ik ken eigenlijk alleen hun meest recente cd what we must. een perfecte cd om bij in de zon te zitten. en lo and behold: ook zaterdagavond in paradiso scheen de zon. we kwamen iets te laat en terwijl ik nog bij de garderobe stond maakte de muziek die van binnen klonk me al vrolijk. tien hele enthousiaste muzikanten op het podium die wel 2 uur gespeeld hebben. wat, is het al 2 uur? vroeg ik. nee, ze hebben 2 uur gespeeld! ah, ok. ik had het ook geloofd als het al 2 uur was (en niet omdat het optreden langdradig leek, integendeel). het zijn toch geen christenen he? vroeg ik nog even voor de zekerheid. nee, het zijn geen christenen. oh wat was ik blij.

zo blij dat ik wilde dansen. bij oneida in de bovenzaal ging dat niet zo. ik kan daar verder niets over zeggen, ik heb maar anderhalf nummer meegemaakt. nog even in de grote zaal gekeken en toen naar de kelder. en in die kelder draaide amsterdam beat club. ik keek nog even om me heen of roger moore en emma peel toevallig ook aan het dansen waren. die heb ik niet gezien, wel amuseerde een deel van jaga jazzist zich ook met deze swingende sounds, vette soul, horny-hammond-jazz, sixties soundtracks, twist a-go-go, dampende ska, sensuele exotica, rock ‘n’ roll, en koffers vol covers.

het was een fijn weekje.

waddenzee

zaterdag zag ik de waddenzee liggen achter een strook gras, hij zag er erg pootjebaadbaar uit. in het gras dartelden schaapjes en lammetjes. als stadsmens met alle ontberingen van dien wilde ik heel graag een schaap aaien. ze leken niet bang voor ons, maar hoe nieuwsgierig ook, telkens huppelden ze weg zodra ik hoi! zei. ik probeerde het later nog met mhèè-hèè maar ze verstonden me ook dan niet.

de schaapjes en lammetjes deden niet aan pootjebaden. ik kan me daar wel iets bij voorstellen, het is voor een schaap vast niet fijn om omgewaaid in de waddenzee te liggen. de koeien hielden hun poten ook liever droog, en zelfs de paarden -die de hele tijd achter elkaar aanrenden- bleven op minstens vijftien meter van het water. het waaide zo dat ik een enkele meeuw achteruit zag vliegen. kleine zwart-witte vogeltjes probeerden een dijk over te vliegen maar werden teruggewaaid als ze er nog maar een half metertje bovenuit kwamen. het was een grappig gezicht, die vogeltjes die telkens heel kort boven het gras opdoken en dan weer kopje onder gingen.

het was een vrolijke beestenbende, daar aan die waddenzee. ook zon en wolken speelden samen, en de wind probeerde me mijn zonnebril af te pakken. ideale pootjebaad-omstandigheden. ik liet de geliefde even los en woei zelf om, en mijn handen versteenden. het werd irish coffee in plaats van pootjebaden, maar die waddenzee is nog niet van me af.

droomzijn

met de geliefde slaap ik te weinig en lichter ook. en dat maakt dat ik vaak in een toestand van droomzijn verkeer. droomzijn, waarin bewustzijn en dromen elkaar snel afwisselen. half bewustzijn half onzijn.

ik slaap niet, zelfs niet ondiep. vanuit wakker drijf ik om de paar minuten even weg, meegevoerd op een droomwolkje. het zijn vlagen van zo’n 20 seconden, lang genoeg voor vreemde belevenissen. ik verlies me niet helemaal. net als ik dreig op te gaan in de droomscène en bijna reageer op de gebeurtenissen om me heen -waarmee ik er onderdeel van zou worden- zet het wolkje me weer keurig af in de ogen van de geliefde. ik kijk dan even van heel ver naar hem, mompel iets als: ‘even het terras overwandelen’ en het volgende moment ben ik weer helemaal daar en wakker. de flard is kwijt.

was ik bij een terras, dat ik daar eerst over moest om weer terug in bed te geraken? op andere momenten blijft de flard bestaan, zij het elders. bij zinnen kan ik er niet bij, maar zodra mijn helderheid vervaagt wankel ik de droom weer in.

het zijn beelden en belevenissen die vaak vreemder zijn dan ‘echte’ dromen. komt dat door de aanwezigheid, dichter aan de oppervlakte dan in slaaptoestand, van dat vermaledijde bewustzijn? doet dat verwoede pogingen tot samenhang die me juist verwarren? mijn onzijn wil de beelden accepteren als ze zijn, er liefst in verdwijnen. mijn zijn sleurt me terug, benadert de beelden zo rationeel dat ik er steeds minder van begrijp. als ik niet zou ontwaken weer in de ogen van de geliefde zou ik er kwaad op worden. vooralsnog wandel ik dat terras weer over. heen en weer van zijn naar onzijn, in mijn droomzijn.

____________________________________

salvadore dali – el puente roto del sueño (de gebroken brug van de droom), 1945

feestdagen

ik was weer we. vervang 2 dagen door 3 dagen en regen door zon en je krijgt een aardig beeld. de 7 verschillen zijn privé.

de liefde weet zelfs een dag met 400.000 oranje gekken in de buurt tot een mooie te maken. een drummer onder mijn raam wekte ons met een solo van om-en-nabij anderhalf uur en dat voelde niet eens zo heel vreselijk. de liefde is goed voor muziek. ik luister van alles, mijmer vooral heerlijk weg bij william basinski’s disintegration loops (pitchfork schrijft: it’s the kind of music that makes you believe there is a Heaven, and that this is what it must sound like en dat vind ik ook). op iets aardser niveau beviel ook london calling in paradiso, al zag ik niet meer dan the others en kaiser chiefs.

de liefde is niet goed voor de ratio. ik ga daar niet over uitweiden maar dat ik tegenwoordig dwars door mijn oogleden heen kan kijken zegt waarschijnlijk al genoeg. in vergaderingen heb ik het nog niet durven testen, maar als ik bij de geliefde mijn ogen dicht kan ik nog steeds zien wat zijn gezicht doet. dan open ik snel mijn ogen om mijn perceptie te testen, om mezelf op gekte te betrappen. als ik dan toch heus hetzelfde zie als met ogen dicht bedenk ik me dat liefde natuurlijk niets meer of minder is dan het meest wonderlijke zintuig.

de liefde moge goed zijn voor mij, zowel schrijven als lezen komen er bekaaid af. hij (die ik voortaan maar zal aanduiden met de g. van geliefde) doet wel zijn best. ik zou allerlei kunnen schrijven al wil ik daar niet over schrijven. hij heeft me een boek gegeven en 2 andere hier laten liggen al kan ik me er niet op concentreren. evenzo is de liefde wel goed voor samen, niet voor samenhang. ik heb het geprobeerd maar ik blijk niet in staat meer te schrijven dan dit samenraapsel flarden. het is even wennen aan andere golflengtes. excuse me while i kiss this guy.

koninginnedag

beatrix amuseerde zich met een recordpoging koekhappen en ik krijg het beeld van een beatrix die let them hap koek zegt sindsdien niet meer uit mijn hoofd.

wij van het volk aten overheerlijke japanse pannekoekjes met zeevruchten. het ding bewoog en bleef maar bewegen. als je onder invloed bent van iets anders dan een paar biertjes vast een creepy ervaring, anders een aanrader.

koninginnedag

beatrix amuseerde zich met een recordpoging koekhappen en ik krijg het beeld van een beatrix die let them hap koek zegt sindsdien niet meer uit mijn hoofd.

wij van het volk aten overheerlijke japanse pannekoekjes met zeevruchten. het ding bewoog en bleef maar bewegen. als je onder invloed bent van iets anders dan een paar biertjes vast een creepy ervaring, anders een aanrader.

on love

koninginnedag nadert, en amsterdam raakt elke dag wat meer bezet. struinen langs de verkoopwaar doe ik al jaren niet meer. te druk, geen nacht tevoren om op koopjesjacht te gaan en gesprekken te voeren met verkopers die blij zijn met nachtelijke afleiding van nog onbezopen voorbijgangers. ik deed dat graag, toen het nog kon: die nacht tevoren door de stad op zoek naar pareltjes tussen de rotzooi.

nu ik plots zo verliefd ben geraakt dat ik zelf geen woorden weet -hooguit woorden die prive zijn- ging ik laatst op zoek naar andere woorden. en ik herinnerde me een obscuur boekje dat ik lang geleden op zo’n koninginnenacht vond. 50 cent, zoiets zal het me gekost hebben. maar wat een fijn boekje. the psychology of sex heet het, en het is van ene oswald schwarz (1883-1949). het komt uit 1949. de achterflap met meer informatie over deze dr. oswald schwarz ben ik inmiddels kwijt geraakt (het werkje -een tweede druk uit 1951- zat bij aanschaf al niet meer zo stevig in elkaar).

op zijn zoektocht naar de essentie van sex en de essentie van liefde verliest oswald zich in religie, mythologie en filosofie. die 50 cent heeft me al veel lees- en mijmer- plezier verschaft. ik zie nu, op mijn webzoektocht, voor het eerst dat hij vlak na voltooiïng moet zijn overleden. ik hoop dat het door de liefde was, dat hij vanuit een erotisch universum de dood is ingestapt zoals hij het zelf beschrijft op pagina 102 en 103:

love always begins suddenly. it need not always be the coup de foudre, the dramatic love at first sight, but even if a love seems to grow gradually from inconspicious beginnings, even if one seems to start loving a person one has known for some time – even then, the beginning is sudden. it is a true illumination or conversion of much the same kind as happened once on the road to damascus and has been experienced countless times since. in a moment the beloved person is suddenly there, in a way totally different from that in which (s)he has been there all the time, changed beyond recognition, transfigured in the truest sense of the word. she is no longer this woman whom i have met and talked to so many times, but the one -the only one- whom i
now love. and i am changed too, down to the core of myself. now, as never before, we know each other, and entranced we enter the world of love.

in this exclusive world are domiciled those whom one calls erotic beings or exemplary lovers. for them there is no return into the cold world of everyday life, nor can they breathe the rarefied air of their new abode for long, and death is the inevitable fate. that is why all the great lovers whose memory history has preserved die an unnatural death, as we call it; but it is most natural to them. they know it, and with seeing eyes they go to their doom, this is their tragic fate. […]

the great loves of lesser people pass quickly through this, for them only initial, stage of fascination. as they have not climbed to the summits of passion, the lovers find their way back to earth, and the demonic power of passion changes into the constructive warmth of mutual belonging. not only does this productive devotion bring to life all dormant potentialities of the beloved, but it also transforms in much the same way the lover himself; it is a mutual building-up of the two personalities right to the limits which their natures permit them to reach.

this kind of love does not extinguish or enslave the personality, but enriches and liberates it. it is the strongest, perhaps the sole, stimulus and way to become, in the truest sense, ourselves. fusion, the first stage of fascination, becomes in the second stage a union of two independent personalities. rabindranath tagore has described incomparably this process of parting and reuniting: the lover says to his partner free me from the enchantment and give me back the courage to offer you once more my liberated heart. (i quote from memory, and render only the sense, and not the wording.)

this dialectical process, by the way, seems to be characteristic of all kinds of spiritual experience shared by the great religious leaders, saints and artists. if i may quote caldwell once more: [the lyric poet] is exhibiting the paradox of art -man withdrawing from his fellows into the world of art, only to enter more closely into communion with humanity.

[…] the attitude of a scientist towards the object of his researches and of a philosopher towards the problems of his thinking come very close to the idea of love. the devotion is already very similar to the self-surrender of a true lover. many of the greatest men have testified to this. nietzsche, for instance, said that only from love springs the profoundest insight, and hegel said that only through loving one becomes one with the object and one really knows only what one loves. the swiss historian i.v. muller said ideas are born in the arms of a wise friend.

the discoveries made through this loving approach are not the property of those who made them. they belong to the world into which they are born, and the concept of plagiarism is a psychological absurdity, is valid only in a commercial-minded world. the closer we approach to the higher regions the more the possibility of possessing the beloved object recedes and another element becomes dominant: reciprocity and response.

in the love of a (wo)man, the fullest realization of the idea of love, this reciprocity is essential, as has been shown earlier. the concept of possession destroys this reciprocity because possession is a unilateral action; one may possess the body of a woman during the fleeting moment of physical intercourse, but what love desires is not the factual woman one holds in one’s arms, but only her personality, her soul, which is intangible and elusive.

sex love, let it be said over and over again, means insatiable participation in the existence of the beloved. love is not a state which can be reached and in which our longing comes to rest: love is perpetual striving, unending uncertainty and insecurity, an everlasting act of creation.

en dat 282 bladzijden lang. hij verliest zich zo heerlijk in afdwalingen dat het als psychologisch werk vast niet serieus te nemen is. maar ik houd van dit boekje. ook.