een jaar of wat geleden zat ik op een terrasje. een warme middag aan het water,
in de buurt van het waterlooplein. een klein kind trok mijn aandacht met een lach
zo open, zo’n lach die rond het vierde jaar vaak verdwijnt. ik glimlachte vrolijk terug.
het jongetje kon zo te zien maar net lopen en straalde mij trots aan. hij stapte rond
tussen de tafeltjes en draaide zijn hoofd telkens weer mijn kant op om te zien wat
mijn mimiek nu weer antwoordde.
na een paar minuten zette de ober mijn biertje op tafel, ik draaide mijn hoofd even
weg van het kind. een klap en gehuil. gevallen.
later schoot die dag me weer te binnen. een andere hij viel. buiten tijd en ruimte, daar
waar leven zich vormt. ik had hem daar niet verwacht en was aangenaam verrast.
ik raakte hem kort aan om mijn aanwezigheid voelbaar te maken en keek verder toe.
ik was zo nabij en bleef vol concentratie, maar hij viel toch.
ik schrok mijn ogen open en was weer thuis. het deed pijn, want daar waar leven zich
vormt kun je beter niet vallen, dat heb ik inmiddels wel geleerd. hij viel, en de echo raakte mijn leven. of ik hem heb laten vallen of dat hij zelf viel, dat weet ik niet.